Advies bedrijfsarts wordt leidend bij de toets van het UWV op de re-integratie inspanningen na 104 weken arbeidsongeschiktheid

Werkgevers krijgen bij een arbeidsongeschikte werknemer te maken met financiële- en re-integratieverplichtingen. Sinds 2002 wordt een actieve houding verwacht van zowel de werknemer als de werkgever. Na twee jaar ziekte beoordeelt het UWV of de werkgever en de werknemer samen voldoende re-integratie inspanningen hebben verricht (de zogenoemde 'RIV-toets'). Als het UWV tot het oordeel komt dat dit niet het geval is, kan het UWV de loondoorbetalingsverplichting verlengen met één jaar (de loonsanctie). Uit onderzoek is gebleken dat werkgevers knelpunten ervaren bij de doorbetaling van loon bij ziekte. Eind 2020 is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend dat beoogt om enkele knelpunten weg te nemen. Het voorstel houdt in dat het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend wordt bij de toets op de re-integratie inspanningen door het UWV.

(Gevolgen) Huidige RIV-toets

 

Als de twee jaar ziekte nadert, bestaat voor de werknemer de verplichting om een WIA-aanvraag in te dienen. De werknemer dient bij deze aanvraag gelijk een re-integratieverslag (RIV) te overleggen. In dit verslag wordt een weergave gegeven van de ondernomen re-integratie-inspanningen door de werkgever en werknemer. Voordat het UWV de WIA-aanvraag beoordeelt, voert het UWV eerst de Poortwachterstoets uit. Het UWV beoordeelt op grond van het re-integratieverslag of de werknemer en werkgever voldoende re-integratie inspanningen hebben verricht. Als het UWV vindt dat geen bevredigend re-integratie resultaat is behaald of de re-integratie inspanningen onvoldoende zijn en daar geen deugdelijke grond voor is (en de gebreken niet kunnen worden hersteld), zal het UWV de loondoorbetalingsverplichting verlengen met maximaal 52 weken (de loonsanctie).

 

Op grond van de wet WIA zijn werkgevers verplicht om zich bij de begeleiding van zieke werknemers te adviseren door een erkende arbodienst of bedrijfsarts.[1] De rol van de bedrijfsarts en arbodienst is zowel verantwoordelijkheid voor een adequate probleemanalyse, als een adviserende rol over de werkhervatting. Op grond van dit advies richten de werkgever en werknemer de re-integratie in.

 

Tijdens de RIV-toets door het UWV kan het UWV een verzekeringsarts betrekken, die een eigen medisch oordeel vormt over de beperkingen en inzetbaarheid van de werknemer. In het medische gedeelte van het re-integratieverslag dat de werknemer bij de WIA-aanvraag meestuurt, verantwoordt de bedrijfsarts het medische handelen en zijn actueel medische oordeel. Op basis hiervan kan de verzekeringsarts de medische aspecten beoordelen. Een verzekeringsarts hoeft niet in alle gevallen betrokken te worden bij de RIV-toets, maar dit is in ieder geval wel het geval als een bedrijfsarts een medische urenbeperking heeft gesteld, als de bedrijfsarts perioden van geen/marginale re-integratie aan de orde achtte of bij een re-integratie belemmerend advies van de bedrijfsarts. Het oordeel van de verzekeringsarts vormt een belangrijk element in het totaaloordeel van het UWV over de re-integratie inspanningen.

 

Knelpunten

 

Werkgevers blijken over het algemeen begrip te hebben voor het feit dat ze het loon van zieke werknemers doorbetalen.[2] Er worden echter wel knelpunten ervaren. Allereerst ervaren de kleine werkgevers de re-integratie verplichtingen als disproportioneel. Kleine werkgevers hebben namelijk dezelfde verplichtingen als grote werkgevers, maar hebben hierbij veel minder mogelijkheden. Daarnaast ervaren werkgevers onzekerheid. Het is namelijk moeilijk in te schatten of een werkgever een re-integratie goed heeft opgepakt. Met name kleine werkgevers geven aan dat zij behoefte hebben om ontzorgd te worden, bijvoorbeeld door hulp bij het vormgeven van de re-integratie in het tweede spoor. Daarnaast willen werkgevers kunnen vertrouwen op het advies van de deskundige die zij inschakelen. Het opvolgen van het advies van de bedrijfsarts, kan namelijk (alsnog) leiden tot een loonsanctie als het UWV het oordeel van de bedrijfsarts niet deelt. Tot slot ervaren werkgevers gebrek aan inzicht. Het is niet altijd inzichtelijk hoe en waarom het UWV een beslissing neemt over het wel of niet opleggen van een loonsanctie.[3]

 

Uit onderzoek blijkt daarnaast dat 12% van de opgelegde loonsancties een verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en verzekeringsarts de hoofdoorzaak van de loonsanctie is.[4] Een voorbeeld hiervan is dat de verzekeringsarts achteraf concludeert dat de bedrijfsarts ten onrechte stelt dat een werknemer niet over re-integratie mogelijkheden beschikte. Een werkgever handelt conform een advies van de bedrijfsarts en zal, in een dergelijk geval, aan de hand van het advies geen re-integratie activiteiten verrichten. Het UWV legt vervolgens een loonsanctie op.

 

Wetsvoorstel

 

Het wetsvoorstel maakt onderdeel uit van een groter geheel aan maatregelen om tegemoet te komen aan de knelpunten die werkgevers ervaren bij de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte.[5] Het pakket aan maatregelen heeft als doel om te zorgen voor een betere balans. De loondoorbetalingsverplichtingen moeten makkelijker, duidelijker en goedkoper worden. Voor enkele maatregelen is een wetswijziging nodig, voor andere maatregelen is dit niet het geval. Voor de maatregel om het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer bij de RIV-toets door het UWV leidend te maken, is het wetsvoorstel ingediend.

 

Het voorstel is om het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer per 1 september 2021 leidend te maken bij de RIV-toets van het UWV. Omdat de verzekeringsarts dit advies niet langer zal beoordelen, geeft dit meer zekerheid aan werkgevers.

 

Praktische gevolgen

 

Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de RIV-toets alleen berust op een arbeidskundige beoordeling van het re-integratieverslag door het UWV. Het opleggen van een loonactie blijft mogelijk, maar het feit dat hier een medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en verzekeringsarts van het UWV aan ten grondslag ligt, wordt verleden tijd.[6] Werkgevers kunnen hiermee een doorbetaling van het loon van maximaal een jaar en de extra re-integratie inspanningen besparen.

 

Bij de inhoudelijke WIA toets, vindt een sociaal-medische claimbeoordeling door de verzekeringsarts van het UWV plaats.  Dit blijft onveranderd.[7] Als deze beoordeling afwijkt van het advies van de bedrijfsarts, kunnen werknemers onzekerheid ervaren. Werknemers houden echter de mogelijkheid om ofwel een second opinion bij een bedrijfsarts te verzoeken, of een deskundigenoordeel bij het UWV.

 

 

Laura Gringhuis

 

 

Van Poppel Croonen Advocaten B.V.

Ramstraat 31-33, 3581 HD Utrecht

T: +31 88 – 111 55 31

E: gringhuis@vpca.nl

 

 

 

 

 

 

[1] Artikel 25 lid 5 Wet WIA.

[2] Panteia (2014), Prikkels en Knelpunten – Hoe werkgevers de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte beleven.

[3] Panteia (2014), Prikkels en Knelpunten – Hoe werkgevers de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte beleven.

[4] UWV (2018), Toetsing van het re-integratieverslag (RIV).

[5] Kamerstukken II 2020-2021, 35 589, 3, p. 3.

[6] Kamerstukken II 2020-2021, 35 589, 3, p. 5.

[7] Kamerstukken II 2020-2021, 35 589, 3, p. 6.

Top