Arts in opleiding tot specialist (AIOS) veroordeeld tot terugbetalen van tienduizenden euro’s studiekosten (ECLI:NL:RBOVE:2023:336)

Of een studiekostenbeding rechtsgeldig is, wordt volgens de Hoge Raad primair bepaald door artikel 7:611a BW (goed werkgeverschap), maar bepaalt het studiekostenbeding dat ook loon moet worden terugbetaald, dan moet het beding ook voldoen aan de voorwaarden van het arrest Muller/Van Opzeeland (HR 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816, NJ 1983, 796 (Muller/Van Opzeeland)):

  1. de periode is vastgesteld waarin de werkgever baat heeft van tijdens de studiewerkzaamheden verworven kennis en vaardigheden; en
  2. is bepaald dat loon over de studieperiode terugbetaald moet worden als de dienstbetrekking tijdens of onmiddellijk na afloop van de studieperiode eindigt; en
  3. de terugbetalingsverplichting naar evenredigheid vermindert gedurende de onder 1. genoemde periode.

Overigens heeft de Hoge Raad daarbij geoordeeld dat de mogelijkheid van terugvordering van loon onder het studiekostenbeding wordt begrensd door de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, terwijl ook geldt dat de “zo ernstige consequentie” van het studiekostenbeding aan de werknemer duidelijk uiteengezet moet worden, en als de werkgever de werknemer houdt aan het studiekostenbeding terwijl de werkgever zélf het initiatief tot beëindiging van de dienstbetrekking heeft genomen, dan kwalificeert dit mogelijk als handelen in strijd met de goede trouw.

De AIOS zegt de arbeidsovereenkomst op, waarop de werkgever nakoming vordert van het studiekostenbeding en een factuur ter hoogte van € 76.969,44 stuurt, waarvan € 45.581,01 toegewezen wordt, omdat het beding voldoen aan de voorwaarden uit Muller/Van Opzeeland, én de financiële consequenties in voldoende mate duidelijk maakte en dus niet in strijd is met ‘goed werkgeverschap’. Het is aan te raden een studiekostenbeding niet alleen te laten voldoen aan de eisen van Muller/Van Opzeeland, maar in het kader van de eisen van ‘goed werkgeverschap’ in ieder geval ook de financiële consequenties van de terugbetalingsregeling voldoende duidelijk te omschrijven, o.a. welk soort kosten terugbetaald moet worden, de wijze waarop de kosten worden berekend voor de uren die de werknemer onder werktijd aan zijn opleiding heeft besteed, de kosten van de werkgever voor opleiding/supervisie/overleg (maar geef dan wel inzicht in het gehanteerde tarief en gemiddeld aantal bestede uren aan begeleiding/supervisie).

Voor vragen: Gijs van Poppel

Top