Onduidelijkheid over maatschap(toetreding): geen maat, wel winstaandeel?

Een maatschap van zelfstandige beroepsbeoefenaars bespreken met een waarnemer haar mogelijke toetreding tot de maatschap. Als het niet tot een toetreding komt, kan de waarnemer toch (succesvol) aanspraak maken op een winstdeel, doordat tijdens de onderhandelingen vooruit werd gelopen op de toetreding.

Rechtbank Rotterdam [1]

Zelfstandige beroepsbeoefenaars hebben hun onderlinge verhoudingen vastgelegd in een maatschapsovereenkomst. Met een waarnemer worden gesprekken opgestart over toetreding tot de(ze) maatschap(sovereenkomst). De maten behandelen en betalen de waarnemer gedurende de onderhandelingen als een volwaardige maat. In de loop van de gesprekken blijkt dat de waarnemer geen maatschapslid wil worden (met de bijbehorende “maatschaps”-rechten en -plichten) en geeft daarbij ten eerste aan nog niet daadwerkelijk te zijn toegetreden tot de maatschap, en ten tweede dat zij uitsluitend waarnemer is en enkel in die hoedanigheid haar vergoeding ontving en ontvangt. Zij handhaaft haar rechten op toetreding, maar stelt daarvan pas gebruik te willen maken bij de vervulling van (extern gelegen) factoren[2], waarop de maatschap een advocaat inschakelt die stelt dat de waarnemer geen recht heeft op een winstaandeel maar slechts een waarneemvergoeding, omdat de waarnemer zelf aangeeft (nog) geen maatschapslid te zijn en geen goodwill heeft betaald. De voorzieningenrechter oordeelt echter anders:

Hoewel de waarnemer nog geen lid was (geworden) van de maatschap, is zij sinds het begin van haar werkzaamheden als radiologe in het ziekenhuis wel uitbetaald naar (een voorschot op) een aandeel in de winst van de maatschap. De voorzieningenrechter oordeelt daarover dat deze uitbetaling (ondanks het feit dat de waarnemer nog niet was toegetreden) naar voorlopig oordeel als tussen partijen overeengekomen heeft te gelden. Daarbij is voor de voorzieningenrechter van belang dat de waarnemer nadrukkelijk heeft verklaard dat zij meent dat zij bij een lagere winst c.q. een verlies van de maatschap ook deelt in een daaruit voortvloeiende lagere of achterwege blijvende bevoorschotting. Dat deze afspraak is gemaakt in de verwachting dat de waarnemer spoedig zou toetreden tot die maatschap, hetgeen om meerdere redenen nog niet is gebeurd, maakt die afspraak op zichzelf niet anders. Voor de eenzijdige aanpassing van de voorheen geldende afspraken door de maatschap is naar voorlopig oordeel derhalve geen grond.

Het bestaan van een ongeclausuleerd recht op toetreding heeft de waarnemer niet voldoende onderbouwd, zodat zij uit hoofde daarvan geen aanspraak kan maken op de door haar gevorderde inzage in alle financiële, operationele, juridische en andere gegevens van de maatschap. Dit leidt uitzondering voor gegevens op grond waarvan de waarnemer de hoogte van het door de maatschap uit te betalen winstaandeel kan controleren.

Conclusie

Wederom een stralend voorbeeld dat dralen met het maken (en vastleggen van) duidelijke afspraken tot problemen leidt als wel al uitvoering daaraan gegeven wordt. Zachte toezeggingen te mogen toetreden (door de maten) en zachte toezeggingen te willen toetreden (door een waarnemer) ontaarden dan in problemen, die een rechter mag oplossen.

[1] Rechtbank Rotterdam 26 mei 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:4332

[2] De toekomst van het ziekenhuis was nog steeds onduidelijk is, hetgeen destijds niet kon worden voorzien, en inzicht in de maatschap werd geweigerd.

Top