Rechtspraak slapende dienstverbanden

Het slapende dienstverband is al enige tijd een veelbesproken onderwerp. Kort en goed gaat het hier om een dienstverband van een werknemer die langer dan twee jaar ziek is, als gevolg waarvan de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting meer heeft. Het dienstverband is dan veelal een lege huls geworden; feitelijk worden er geen werkzaamheden meer verricht, maar op papier is er nog steeds een arbeidsovereenkomst.

Waarom wordt het dienstverband dan niet beëindigd? Welnu, als de werkgever dit doet, dan is hij verplicht de transitievergoeding te betalen. Om dit te voorkomen wordt het dienstverband in stand (slapend) gehouden. Omdat de wetgever dit geen gewenste situatie vindt, zal vanaf 1 april 2020 de zogenoemde wet compensatie transitievergoeding[1] (hierna: “compensatieregeling”) in werking treden. Op basis van deze wet ontvangt de werkgever die een dienstverband beëindigt vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid een compensatie voor de uitgekeerde transitievergoeding. [2]

De vraag rijst of een werkgever, gelet op deze compensatieregeling, verplicht kan worden om het dienstverband met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen. Deze kwestie speelde onlangs bij de rechtbank Gelderland.[3]

Casus rechtbank Gelderland

In deze zaak ging het om een werknemer die een IVA-uitkering ontvangt omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Omdat er geen zicht is op herstel, verzocht de werknemer haar werkgever (Menzis) om het dienstverband op te zeggen onder betaling van de transitievergoeding. Menzis weigerde dit diverse malen. De vermoedelijke reden hiervan was dat de werknemer op 18 november 2019 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, waardoor het dienstverband ‘gratis’ (dus zonder betaling van de transitievergoeding) zou kunnen worden opgezegd.

Verzoek werknemer

Omdat Menzis niet wenste mee te werken aan de beëindiging van haar dienstverband, stapte de werknemer naar de rechter. Zij verzocht de rechter om Menzis te bevelen haar arbeidsovereenkomst op te zeggen onder toekenning van de transitievergoeding. Als onderbouwing stelde zij dat het dienstverband inhoudsloos is geworden, en het voortbestaan daarvan haar veel stress oplevert. Ook heeft zij belang bij de beëindiging, omdat ze dan een transitievergoeding ontvangt. Voor Menzis is een beëindiging van het dienstverband bovendien niet financieel nadelig, omdat de te betalen transitievergoeding wordt gecompenseerd door de overheid. Door niet op te zeggen handelt Menzis niet als goed werkgever, aldus de werknemer.

Verweer werkgever

Menzis heeft zich tegen het verzoek verweerd en is van mening dat de werknemer haar dienstverband zelf kan opzeggen als ze dat als knellend ervaart. Ook is Menzis van oordeel dat het tot haar beleidsvrijheid behoort om de arbeidsovereenkomst al dan niet op te zeggen. Door Menzis te verplichten een slapend dienstverband op te zeggen, en daarmee de transitievergoeding te laten betalen, wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van de compensatieregeling. Ten slotte stelt Menzis dat de door de werkgever te betalen premie van het werkeloosheidsfonds, waaruit de compensatie wordt betaald, wordt verhoogd als vaak gebruik wordt gemaakt van deze regeling.

Oordeel rechter

De rechter overweegt dat de introductie van de compensatieregeling tot doel heeft dat werkgevers tot beëindiging van slapende dienstverbanden overgaan. Er is echter geen expliciete verplichting in de wet opgenomen om de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk te beëindigen. Gelet op het ontbreken daarvan mag een verplichting tot opzeggen dan ook niet snel worden aangenomen. Onder bepaalde omstandigheden kan het ‘niet opzeggen’ echter in strijd zijn met het goed werkgeverschap.

Als ‘niet opzeggen’ namelijk altijd ter vrije keuze van de werkgever zou staan, dan zou dit kunnen betekenen dat werknemers hun recht op de transitievergoeding nooit geldend kunnen maken, omdat de werkgever geen enkel belang bij opzegging heeft.

De rechter oordeelt in casu dat de weigering van Menzis om het dienstverband op te zeggen in strijd is met het goed werkgeverschap. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang:

  1. werknemer is ernstig ziek en de kans op herstel is uitgesloten;
  2. als gevolg van haar ziekte leeft werknemer in een groot sociaal isolement;
  3. werknemer heeft groot belang bij opzegging omdat zij dan de transitievergoeding ontvangt;
  4. het belang dat Menzis bij het voortbestaan stelt te hebben is onvoldoende zwaarwegend om op te wegen tegen het belang van werknemer bij haar aanspraak op de transitievergoeding.

Menzis wordt dan ook veroordeeld om de arbeidsovereenkomst met de werknemer op te zeggen onder toezegging van het betalen van de transitievergoeding.

Tot slot

In een soortgelijke kwestie heeft een andere kantonrechter prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.[4] Deze vragen gaan over de verplichting van een werkgever om een redelijk voorstel van een werknemer tot beëindiging van het dienstverband te accepteren. Vanwege het spoedeisende karakter van de hierboven besproken casus, heeft de rechter het antwoord op deze vragen niet willen afwachten. Zodra de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, zullen we u uiteraard hierover informeren.

 

[1] Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid (11 juli 2018, Stb. 2018, 234)

[2] Let wel, geen compensatie vindt plaats voor het gedeelte van de transitievergoeding dat is opgebouwd na de eerste twee ziektejaren.

[3] Rechtbank Gelderland, 29 juli 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:3440

[4] Rechtbank Limburg, 10 april 2019, JAR 2019/100

Top