VAR wordt Beschikking geen Loonheffingen (BGL)

De Wet invoering Beschikking geen Loonheffingen (BGL) leidt tot de afschaffing van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR). De VAR werd op basis van door een opdrachtnemer aangedragen gegevens door de Belastingdienst afgegeven en diende om vooraf een oordeel te geven over de fiscale kwalificatie van het inkomen voor de inkomstenbelasting. Indien de opdrachtnemer in bezit is van een VAR, dan wordt de opdrachtgever in beginsel gevrijwaard van de verplichting om loonbelasting en premie volksverzekeringen op de vergoeding in te houden en premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over de vergoeding te betalen. Door de vrijwaring kan de Belastingdienst bij een onjuiste VAR in beginsel enkel bij de opdrachtnemer handhaven.

De BGL poogt de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer en opdrachtgever bij het beoordelen van hun onderlinge (arbeids)relatie beter in balans te brengen waardoor de mogelijkheden om te handhaven worden verbeterd. De BGL heeft (binnen het kader van deze Legal Update) twee belangrijke gevolgen:

  1. De BGL heeft een andere (minder ver gaande) reikwijdte dan de VAR, en
  2. Er wordt een medeverantwoordelijkheid geïntroduceerd voor de opdrachtgever ten aanzien van de juistheid van de BGL

Ad 1) Reikwijdte
De BGL dient – net zoals de VAR – om rechtszekerheid te verkrijgen voor de loonheffingen; de BGL beperkt zich tot een oordeel of voor de arbeidsverhouding geen inhoudingsplicht bestaat onder de Wet op de Loonbelasting 1964, in het geval aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan. Anders dan bij de VAR geeft de BGL niet langer een voorlopig oordeel over de wijze waarop de werkzaamheden voor de inkomstenbelasting moeten worden gekwalificeerd.

Hierdoor wordt niet langer de indruk gewekt dat de Belastingdienst bij de beoordeling van de aangifte inkomstenbelasting niet de “handen vrij heeft” om in geval de gegevens op de BGL afwijken van de werkelijke situatie een zelfstandig oordeel te vellen over de kwalificatie van het inkomen; als de BGL niet in lijn is met de feitelijke uitvoering van de opdracht, dan heeft de Belastingdienst de handen vrij om alsnog een zelfstandig oordeel te vellen over de kwalificatie van het inkomen.

Ad 2) Opdrachtgever mede verantwoordelijk voor juistheid BGL
Een tweede belangrijk gevolg is dat de opdrachtgever mede verantwoordelijk wordt voor de controle op de juistheid (en naleving) van de BGL. Deze medeverantwoordelijkheid wordt gevormd doordat, naast het soort werk dat wordt verricht, ook de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgevoerd, in overeenstemming zijn met de wijze én voorwaarden zoals deze op de BGL zijn weergegeven. De wijze en voorwaarden die op de BGL staan vermeld, zijn de door de opdrachtnemer bij het invullen van de aanvraag aan de Belastingdienst gecommuniceerde wijze en voorwaarden.

Alleen de wijze en voorwaarden waar de opdrachtgever invloed op uit kan oefenen worden op de BGL vermeld. Je moet hierbij denken aan de voorwaarde of de opdrachtnemer zich mag laten vervangen, wie het risico van schade draagt bij uitvoering van de opdracht, of de opdrachtnemer zelf zijn werktijden mag bepalen, etc. Andere punten waar ook aan getoetst zal worden, maar waar de opdrachtgever geen inzage in krijgt (zoals hoeveel opdrachtgevers er zijn of hoeveel er geïnvesteerd is), worden niet op de BGL weergegeven en de opdrachtgever hoeft die dan ook niet te controleren. Indien één van deze punten onjuist blijkt, heeft dit uitsluitend gevolgen voor de opdrachtnemer.

De opdrachtgever controleert de BGL en vervolgens of de opdracht conform de BGL wordt uitgevoerd. Alsdan zijn er voor de opdrachtgever geen andere gevolgen in de sfeer van de loonheffingen dan zoals die uit de BGL volgt. Deze werkwijze wordt ook wel de medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever genoemd; opdrachtgevers zullen er bewuster van zijn dat de BGL enkel rechtskracht heeft als de feiten en omstandigheden in de praktijk overeenkomen met de op de BGL weergegeven wijze en voorwaarden.

Constateert de Belastingdienst dat de arbeidsrelatie voldoet aan de maatstaven die leiden tot inhoudingsplicht voor de Loonbelasting, dan kan de Belastingdienst oordelen dat een naheffingsaanslag wordt opgelegd bij de opdrachtgever (in het geval de werkelijke situatie afwijkt van de feiten en omstandigheden die op de BGL vermeld staan).

Overgangsregeling
In 2015 wordt de VAR vervangen door de BGL. Omdat nog niet precies duidelijk is wanneer deze wetgeving ingaat is er een overgangsregeling van kracht. Op dit moment wordt er nog gewerkt met een VAR die geldend is tot de Wet BGL in werking treedt. Er is tevens een tussenliggende periode: de Wet BGL wordt op een nog te bepalen moment gepubliceerd in de Staatscourant. Vanaf dat moment treedt de Wet BGL nog niet in werking maar (pas) op tevens uit die publicatie blijkende datum.

Er is voor deze constructie gekozen zodat de ZZP-ers een BGL aan kunnen vragen terwijl het VAR regime nog van toepassing is: gedurende die periode wordt een aanvraag in behandeling genomen en een beschikking afgegeven. Deze beschikking is vervolgens geldig vanaf het moment dat de Wet BGL ingaat.

Voor de praktijk
Voor de praktijk heeft de BGL de nodige gevolgen. Partijen dienen duidelijke(re) afspraken te maken over de omstandigheden en voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd. De opdrachtgever moet vervolgens (actief) toezien dat deze omstandigheden en voorwaarden op juiste wijze in de BGL zijn opgenomen. Daarnaast moet (ook) de opdrachtgever controleren of de opdracht conform deze omstandigheden en voorwaarden wordt uitgevoerd. Bij iedere wijziging zullen partijen zich moeten realiseren dat de BGL zijn rechtskracht heeft verloren, en zullen ze te rade moeten gaan of een nieuwe BGL aangevraagd moet worden.

Top