Algemene voorwaarden: is toedoen van de gebruiker vereist voor de bekendheid van de wederpartij met de betreffende voorwaarden, en daarmee de geldigheid daarvan?

Algemene voorwaarden: is toedoen van de gebruiker vereist voor de bekendheid van de wederpartij met de betreffende voorwaarden, en daarmee de geldigheid daarvan?

Nee, aldus de Hoge Raad. Wanneer de bekendheid van de wederpartij met de algemene voorwaarden van een gebruiker of een daarin voorkomend beding, niet door toedoen van de gebruiker maar op andere wijze ontstaat, dan kan de wederpartij zich niet op vernietigbaarheid op de voet van art. 6:233, aanhef en onder b BW beroepen.

Dit oordeelde de Hoge Raad afgelopen vrijdag (11 november 2022) in een geschil tussen een veevoercoöperatie en een leverancier van diervoedergrondstoffen, en bepaalde dat de ‘Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoedergrondstoffen’ – ondanks dat deze niet door de gebruiker ter hand zijn gesteld – van toepassing zijn, nu de directeur van de wederpartij tijdens een cursus kennis heeft gekregen van deze algemene voorwaarden en het gebruik daarvan.

Art. 6:233, aanhef en onder b, BW bepaalt dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen, als bedoeld in art. 6:234 BW. De Hoge Raad is van mening dat een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van art. 6:234 BW meebrengt dat aan de strekking van de in die bepaling vervatte regeling eveneens recht wordt gedaan, indien de wederpartij zich tegenover de gebruiker niet op vernietigbaarheid van een beding in algemene voorwaarden kan beroepen, wanneer zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn (hierna: de bekendheidsuitzondering).

Deze bekendheidsuitzondering berust erop dat wanneer de wederpartij bekend is of geacht kan worden bekend te zijn met de algemene voorwaarden van de gebruiker of een daarin voorkomend beding, recht wordt gedaan aan de strekking van art. 6:234 BW, de mogelijkheid van kennisneming van de voorwaarden. Dit wordt niet anders wanneer de bekendheid van de wederpartij met de algemene voorwaarden of een daarin voorkomend beding, niet door toedoen van de gebruiker maar op andere wijze is ontstaan, zo oordeelt de Hoge Raad. Ook in dat geval kan de wederpartij zich daarom niet op vernietigbaarheid op de voet van art. 6:233 sub b BW beroepen.

Kortom, indien de wederpartij geheel op eigen wijze (dus zonder toedoen gebruiker) bekend is geworden met de inhoud van de betreffende algemene voorwaarden of een daarin voorkomend beding kan deze partij zich niet op de vernietigbaarheid daarvan op grond van art. 6:233 sub b BW beroepen.

Meer weten over de (geldigheid van de) algemene voorwaarden of heeft u een vraagstuk hierover? Neem dan contact op met ons op. Wij helpen u graag verder!

Noëna van Schaik –  Gijs van Poppel
vanschaik@vpca.nlvanpoppel@vpca.nl

 

Lees de gehele uitspraak hier: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:1599

 

Top