Relatiebeding is (toch) geen concurrentiebeding

Recent oordeelde een kantonrechter (ECLI:NL:RBZWB”2022:8475) dat een vraag over het uitleggen van een relatiebeding, niet kan worden beantwoord op grond van ‘alleen maar een zuiver taalkundige uitleg’ (Haviltex-norm). Zoals de Hoge Raad eerder oordeelde (in het Lodder-arrest, JAR ’17/92) is een relatiebeding een vorm van een concurrentiebeding, en moet dus ook worden beoordeeld door c.q. valt ook onder de reikwijdte van artikel 7:653 BW. In dat Lodder-arrest bood het relatiebeding voldoende grondslag om indiensttreding bij een concurrent te verbieden.

In deze recente kwestie oordeelde de kantonrechter echter anders. Relatie- en concurrentiebedingen vallen weliswaar onder de reikwijdte van artikel 7:653 BW, maar kennen (in het maatschappelijk verkeer) ieder een ander doel en een andere strekking. Zo verbiedt het concurrentiebeding de werknemer om bij een concurrente of als zelfstandige aan de slag te gaan. Het relatiebeding is een variant van het concurrentiebeding en het verbiedt de werknemer in het algemeen om met relaties of ex-relaties van de werkgever zaken te doen. De stelling van de werkgever dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt onder het ‘aangaan van een zakelijk contact’ in de zin van het relatiebeding, is volgens deze kantonrechter aldus een misvatting (gelet op de algemeen bekend veronderstelde achtergrond van het relatiebeding en het verschil in strekking ten opzichte van het concurrentiebeding).

Wanneer een werkgever wil voorkomen dat een ex-werknemer bij een concurrent in dienst treedt, volstaat een relatiebeding niet, maar had (in ieder geval zekerheidshalve) een non-concurrentiebeding moeten zijn overeengekomen. Zorgvuldigheid is geboden.

Voor vragen: Gijs van Poppel

Top